Grootse droom
Nu weet ik wat het allerdroevigst is.
't Is niet de dood of scheiding, niet het kwaad,
Dat anderen ons aandoen, of 't gemis
Aan aardsche liefde, niet, dat ons verlaat
En jeugd èn schoonheid, eer genoten is
Het zoet van 't leven, niet de dwaze daad
Die men beweent in rouw en droefenis;
't Is: als men leeft voor iets, dat niet bestaat
En nimmer heeft bestaan, en als men 't weet
En toch dien schoonen droom niet sterven laat,
Omdat men voelt, dat alles, wat bestaat,
Niets, niets betekent, vergeleken bij
Dien éénen grootschen droom. O, dat is leed,
Waaraan 'k niet denken durf. God helpe mij!
Jacqueline E van der Waals (1900)
Vragen
- Kies één regel uit het gedicht die je het meeste opvalt. Kopieer die hier.
- Waarom valt deze regel jou het meest op?
- Elk gedicht heeft een titel, deze ook. Maar als jij zelf een titel zou mogen verzinnen, welke zou dit dan zijn?
- Waarom zou je voor die titel kiezen?
- Stel, je mag dit gedicht sturen aan één iemand binnen school. Wie zou dat dan zijn?
- Waarom?
- Stel, je mag dit gedicht op een mooi plekje in school ophangen. Waar zou dat dan zijn?
- Waarom?
- Zou je het gedicht er het hele jaar laten hangen? Of maar een bepaalde periode?
- Waarom zou je dit doen?